De quasi-immuniteit van de hulppersoon is niet meer

Wij zetten de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging hierbij alvast voor u op een rij.

Het wetsvoorstel tot invoering van het nieuw boek 6 van het BW inzake buitencontractuele aansprakelijkheid schaft de quasi-immuniteit van de hulppersoon af.

Wij zetten de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging hierbij alvast voor u op een rij.

1. De hulppersoon en zijn quasi-immuniteit (een opfrissing)

Onder het begrip “hulppersoon” worden natuurlijke of rechtspersonen verstaan die door de schuldenaar van een contractuele verbintenis belast worden met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van deze verbintenis en dit ongeacht of hij deze verbintenis uitvoert voor eigen rekening en in eigen naam dan wel voor rekening en in naam van de schuldenaar[1].

Denk daarbij aan: werknemers, onderaannemers, dienstverleners, bestuurders, vertegenwoordigers, freelancers en zo meer.

Tot op heden geniet de hulppersoon een sterke bescherming (“zgn. quasi-immuniteit”) tegen contractuele vorderingen van de opdrachtgever in geval van een contractuele tekortkoming of fout. De hulppersoon kan vandaag immers niet aangesproken worden op basis van de hoofdovereenkomst tussen de opdrachtgever en de hoofdschuldenaar, want is hierbij geen partij.

De opdrachtgever vist doorgaans ook op buitencontractueel gebied achter het net, aangezien het Belgische Hof van Cassatie van oordeel is dat de hulppersoon niet beschouwd kan worden als een “echte” derde aan de uitvoering van de overeenkomst[2], maar als een zgn. “betrokken” derde.

Een buitencontractuele vordering heeft (kort samengevat) enkel slaagkansen wanneer de contractuele tekortkoming of de fout van de [hulppersoon] eveneens een misdrijf uitmaakt.

Kortom: op vandaag is de hulppersoon quasi-volledig immuun tegen een vordering van de opdrachtgever wanneer hij/zij een tekortkoming of een fout begaat. In het huidig recht moet de aansprakelijkheid voor contractuele schade (in principe) steeds van schakel tot schakel worden afgewikkeld, zodat de hulppersoon enkel door zijn directe opdrachtgever kan worden aangesproken.

Als gevolg daarvan kunnen werknemers, bestuurders, dienstverleners, leveranciers, … enz. normaliter niet rechtstreeks worden aansprakelijk gesteld door de klanten van hun respectievelijke werkgevers, vennootschappen en eind-klanten.



2. De afschaffing van de quasi-immuniteit (de nieuwe basisregel)

Vanaf de inwerkingtreding van Boek 6 zal de voornoemde (historische) quasi-immuniteit vervallen.

De wetgever is namelijk van oordeel dat het niet redelijk is dat een opdrachtgever die benadeeld is op geen enkele manier verhaal kan uitoefenen op de hulppersoon, welke fouten deze ook begaat.[3] De wetgever verwijst hierbij onder meer naar de situatie waarin de hoofdschuldenaar inmiddels failliet is gegaan, waardoor de opdrachtgever met lege handen achterblijft.

Onder de nieuwe wet zal de opdrachtgever elke hulppersoon nu wél rechtstreeks als “echte” derde op buitencontractuele basis kunnen aanspreken voor tekortkomingen aan de algemene zorgvuldigheidsnorm (art. 6.3, §2 Wetsvoorstel boek 6 BW).

 

3. Concrete gevolgen van de nieuwe regeling

We nemen een voorbeeld inzake de bouwsector.

Stel: de bouwheer doet voor een grootschalig renovatieproject beroep op een aannemer die de volledige renovatiewerken voor zijn rekening neemt. De aannemer doet beroep op een onderaannemer voor de dakwerken. Het dakwerkbedrijf stuurt op haar beurt zijn werknemers (of zelfstandige onder-onderaannemers) naar de werf. Achteraf blijkt dat de werken niet volgens de regels van de kunst werden uitgevoerd. Voorheen kon de bouwheer zich voor deze gebrekkige uitvoering enkel richten tot  hoofdaannemer

Vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet zal de bouwheer rechtstreeks kunnen ageren tegen de onderaannemer en zelfs tegen de werknemers (of zelfstandige onder-onderaannemers) van de onderaannemer in kwestie, indien deze een buitencontractuele fout hebben begaan.

De positie van de benadeelde wordt zo significant verbeterd en de hulppersoon zal zich voortaan aan de juridische pijlen van meerdere partijen blootstellen.

4. Nuance (Wettelijke uitzonderingen)

De nieuwe regeling doet geen afbreuk aan de zgn. bijzondere wettelijke uitzonderingen.

Zo blijft bijvoorbeeld de immuniteit van de werknemer voor een eenmalige lichte fout, zoals opgenomen in artikel 18 WAO, overeind. De werknemer zal wel rechtstreeks aangesproken kunnen worden voor opzettelijke fout, zware fout en herhaaldelijke lichte fouten ...

Er dient ook rekening te worden gehouden met de basisregel dat de  zgn. hogere rechtsnorm (bvb. internationaal / Europees recht) en de zgn. “lex specialis” bij tegenstrijdigheid met Boek 6 voorrang krijgen.

5. Andere correcties ten voordele van de hulppersoon

Om de belangen van de partijen in balans te houden, heeft de wetgever ter bescherming van de hulppersoon in twee extra correcties voorzien:

  1. De hulppersoon kan tegen de benadeelde dezelfde verweermiddelen opwerpen die de hoofschuldenaar op basis van het hoofdcontract kan opwerpen. De wetgever vindt het immers redelijk dat de benadeelde niet over meer rechten beschikt ten aanzien van de hulppersoon dan ten aanzien van zijn rechtstreekse contractant.

    Als voorbeeld van verweermiddelen kan worden gedacht aan: clausules die de aansprakelijkheid t.a.v. de opdrachtgever beperken, schadebedingen, uitstel van betaling, verjaringsexcepties ..

    Opgelet: de  detreffende bedingen mogen uiteraard niet in strijd zijn met Boek 5 (Verbintenissenrecht) of het WER of andere dwingende regels.
  1. De hulppersoon kan zich ook beroepen op de verweermiddelen uit zijn zgn. “ondercontract”, met name: de overeenkomst die de hulppersoon zelf heeft afgesloten met de hoofdschuldenaar.

    Bijvoorbeeld: als de hulpersoon een geldig bevrijdingsbeding heeft opgenomen in zijn onder-contract, dan wordt door bepaalde auteurs reeds aangenomen dat hij dit evenzeer als verweer kan inroepen ten aanzien van de zgn. hoofd-contractant.

Er bestaat wel discussie over of de nieuwe wet toelaat dat in het ondercontract kan worden overeengekomen dat de hulppersoon nooit buitencontractueel aansprakelijk is.

Voormelde correcties zijn echter niet van toepassing als de benadeelde fysieke of psychische schade lijdt en kunnen evenmin als exceptie gelden voor opzettelijke fouten.

6. Contractuele uitschakeling

Boek 6 zal in beginsel van aanvullend recht zijn, zodat de contractspartijen er contractueel van kunnen afwijken.

Een goede redactie van de overeenkomst tussen opdrachtgever en hoofdschuldenaar enerzijds, en deze tussen hoofdschuldenaar en hulppersoon anderzijds, kan dus bijkomend soelaas bieden.

Men kan bijvoorbeeld expliciet en ondubbelzinnig een “conventioneel samenloopverbod” opnemen in de hoofdovereenkomst tussen opdrachtgever en hoofdschuldenaar. Zo een samenloopverbod houdt in dat vergoeding voor schade die het gevolg is van een contractuele wanprestatie buiten het toepassingsgebied van de buitencontractuele aansprakelijkheid valt. Contractuele schade kan dan geen grond zijn voor een buitencontractuele vordering.

Ook de hulppersoon kan zich beschermen door in het onder-contract met zijn contractant (de hoofdschuldenaar) voldoende aansprakelijkheidsbeperkingen te voorzien. De hulppersoon kan deze verweermiddelen immers ook opwerpen t.a.v. de benadeelde (/opdrachtgever).

In het ondercontract kunnen uiteraard ook vrijwaringsregelingen worden overeengekomen

7. Inwerkingtreding?

De nieuwe regeling treedt in werking op de 1ste dag van de 6de maand na de maand waarin de wet bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad (wellicht juni of juli 2024).

Er bestaat nog geen duidelijkheid over de werking van de nieuwe wet in de tijd. De vraag of de nieuwe bepalingen van toepassing gaan zijn op gevolgen van ‘oude’ overeenkomsten blijft voorlopig onbeantwoord.

Ook om die reden is het aangeraden uw bestaande contracten vandaag al onder de loep te nemen en voor uzelf en uw contractspartijen zekerheid te brengen.

***

Als u meer wil weten of hulp nodig heeft bij de aanpassing van uw overeenkomsten: contacteer uw KPMG Law contactpersoon.

 

[1] Cass. 24 maart 2016, C. 14.0329.N; Cass. 12 maart 2020, C.19.0408.N.

[2] Cass. 7 december 1973, Arr.Cass. 1974, 395; Cass. 8 april 1983, RW 1983-84, 163.

[3] Wetsvoorstel houdende boek 6 “Buitencontractuele aansprakelijkheid” van het Burgerlijk Wetboek, Parl.St. 2022-23, nr. 3213/001, 34.

Gerelateerd nieuws

Hoe kunnen we helpen?

Ontdek onze expertises